De Boboli tuinen in Florence, de Giardino Boboli, zijn uniek in de wereld. Toen de Medici-familie in 1550 het Palazzo Pitti aankocht, begon ook meteen de aanleg van het park. Oorspronkelijk ging het om een stuk van 320.000 vierkante meter tegen de helling van de Boboli heuvel. Daarvoor werd door de beroemde tuinarchitect Niccolò Pericoli (bijgenaamd Tribolo) een meesterlijk ontwerp gemaakt dat tussen 1550 en 1558 werd uitgevoerd. Tribolo’s ontwerp zou als voorbeeld dienen voor vrijwel alle koninklijke tuinen in Europa, met inbegrip van die bij Versailles.
De Boboli tuinen werden in de loop der eeuwen voorzien van talrijke kunstwerken, zoals de Grotta Grande, fonteinen, beeldhouwwerken, een amfitheater, een koffiehuis en vijvers, zoals de fraaie Neptunesvijver uit de 16de eeuw. De tuinen zijn al sinds 1776 geopend voor het publiek en iedere Florentijn is er gek op. Het is erg romantisch, met al die laantjes en beschutte zitjes. De hoogteverschillen zorgen voor spectaculaire effecten. Vanaf veel plaatsen kunt u de stad aan uw voeten zien liggen wat zorgt voor prachtige uitzichten.
In combinatie met het op het hoogste punt gelegen porseleinmuseum en de pracht en praal van de kunstcollecties in het Palazzo Pitti staan de tuinen borg voor een lange dag schoonheid. Het onderhouden van de grote tuinen is dagwerk voor een vaste staf van – afhankelijk van het seizoen – drie tot zeven mensen. Dit is mede de rede, tot groot ongenoegen van veel Florentijnen, dat er entree betaald dient te worden om de tuin te bezoeken.
Als u de tuinen verlaat aan de kant van de linkervleugel van het paleis, passeert u eerst de Grotta del Buontalenti, de door deze 16de-eeuwse kunstenaar geschapen namaakgrot met beelden, waaronder een Venus van Giambologna. Vervolgens komt u langs de opvallende Fontana di Bacchine met het bekende beeldje van de op een schildpad gezeten hofdwerg van Cosimo I.